Onlinegebruik van beelden van derden. Hoe zit het ook alweer?

Michiel Coops, advocaat ABC Legal, schetst de stand van zaken, mede naar aanleiding van de Britt Dekker-zaak die GeenStijl donderdag verloor.

Regelmatig komt het voor dat makers van reclame/media beeldmateriaal, door een ander geplaatst op het internet, online wensen te gebruiken. Door platformen als YouTube, Instagram, Vimeo en Facebook, is het gebruik van deze beelden zonder toestemming tamelijk simpel.
In klassieke auteursrechtelijke zin is dit echter wettelijk niet toegestaan, immers: op beeld rust in de regel auteursrecht - en door gebruik zonder toestemming wordt meegelift op de prestaties van de maker. Vooral voor wat betreft het gebruik in commerciële (reclame)uitingen zou dit bezwaarlijk zijn voor de maker van de beelden.

In dit artikel wordt kort aandacht besteed aan een tweetal mogelijkheden voor het gebruik van beelden van een ander, het (hyper)linken en het embedden – waarvan de laatste optie de meest aantrekkelijke is.

Portretrechten (waar veelal via releases/quitclaims afstand van is gedaan), eventuele in beeldfragmenten voorkomende merkenrechten (die gebruik onder bepaalde omstandigheden zouden kunnen verbieden) en/of onrechtmatige uitingen (in strijd met privacy) voorkomend in de beeldfragmenten, worden in dit artikel buiten beschouwing gelaten.

De Auteurswet – uit 1912 – bepaalt dat toestemming voor het gebruik van beelden van de maker is vereist, anders maakt men inbreuk op de rechten van de maker. De hoogste rechters van de Europese Unie denken hier inmiddels genuanceerder over.

Hyperlinken (linken)
Het linken naar andermans beeldmateriaal (video’s, foto’s, etc.) is toegestaan, tenzij deze beelden online technisch zijn afgeschermd door bijvoorbeeld een paywall. Het Hof van de Europese Unie kijkt of er door het linken naar de beelden een zogenaamd nieuw publiek wordt bereikt.
Het voorhouden van beeldmateriaal aan bestaand publiek (dat bekend is met het betreffende werk door het internet te raadplegen) is geen auteursrechtelijk-relevante handeling. Het Hof abstraheert de bezoeker van de vrij toegankelijke website met een bezoeker van het internet. Feitelijk is dat niet helemaal zuiver, aangezien het werk op een website in beginsel uitsluitend door de bezoekers van de pagina op de website wordt bekeken.
Maar het Hof vindt dat wie iets op het internet plaatst, dit aan het hele internet aanbiedt (voor de goede orde: in 2014 zouden dit 2,88 miljard gebruikers zijn, bron: International Telecommunication Union). Het beeldmateriaal is door het uploaden vrij – voor iedereen – beschikbaar en dus is het verwijzen daarnaar toegestaan.

Het staat reclameproducenten aldus vrij om te linken naar beeldmateriaal van anderen zonder daarvoor toestemming te vragen.

Embedden
Bij embedden, ook wel framed linken, gaat men nog een stapje verder dan het gewone linken. Bij embedden worden de beelden van de ander geplaatst op de eigen website zonder dat de “oorspronkelijke webomgeving” van het werk wordt geëmbed. Voor producenten van reclame/media is met name van belang de vraag of toestemming is vereist voor het gebruik van video’s. In 2014 diende een zaak tussen concurrenten van Bestwater, een Duits waterfilteringsbedrijf.
De concurrenten hadden een video (afkomstig van YouTube) van Bestwater gebruikt en via embedding geplaatst op hun eigen website. Het Hof vond dat dit moest kunnen, omdat de video op de website van de concurrenten geen nieuw publiek bereikte.

Kortom: het embedden van een reeds openbaar toegankelijke video op een andere website kan niet door de maker van de video worden verboden (toestemming is niet vereist).

Legaal of illegaal
Bij de Bestwater-kwestie was de video van Bestwater zonder toestemming (dus niet door Bestwater) geplaatst op YouTube. Deze omstandigheid weerhield het Hof er niet van om gebruik van de video door de concurrenten toe te staan. Dat is op het eerste gezicht merkwaardig, aangezien dit indruist tegen de ratio van het auteursrecht dat de maker van een werk exclusief recht heeft om het werk openbaar te maken (en te kopiëren). Bij het plaatsen van een video op een vrij toegankelijke website door de maker zelf, is het op zich niet vreemd dat ervan wordt uitgegaan dat daarmee het hele internet kan worden bereikt en dus niet separaat toestemming nodig is om dit filmpje wederom online te gebruiken.

Maar als de video zonder toestemming online is geplaatst (bijvoorbeeld doordat het is gestolen) dan zou gebruik bereik van een nieuw publiek opleveren en daarmee strijd met het auteursrecht (met het toestemmingsvereiste als gevolg). In juridisch Nederland is hierover een hoop ophef ontstaan. Velen trokken op basis van de Bestwater-zaak de (onjuiste) conclusie dat het Hof embedden naar illegaal geüpload beeldmateriaal toestond. Echter, en dat is hoofdzakelijk juridisch van aard, het Hof heeft die vraag gewoonweg niet beantwoord (omdat die haar niet werd gesteld).

Britt Dekker
Tot afgelopen donderdag , althans het Hof heeft een poging gedaan. Zij heeft geoordeeld dat linken naar beelden (foto’s) die zonder toestemming zijn geplaatst op een andere website niet is toegestaan indien de plaatser van de link kennis had (of had moeten hebben) van het illegale karakter van de initiële publicatie.

gaat over links geplaatst op de website van GeenStijl die verwezen naar een website waarop Playboyfoto’s van Britt Dekker stonden gepubliceerd, zonder toestemming van uitgever Sanoma (na verwijdering van de website op verzoek van Sanoma werden de foto’s een aantal maal wederom geüpload op andere websites).
Volgens het Hof wordt door voornoemde wijze van linken een nieuw publiek bereikt, want dit publiek had de rechthebbende op de beelden niet voor ogen (terwijl de plaatser dit had moeten weten). Dat lijkt mij een juiste conclusie (ook al is het natuurlijk de vraag wanneer iemand op de hoogte had moeten zijn van het illegale karakter van een publicatie).

Verder stelt het Hof dat wetenschap van het gebrek aan toestemming wordt verondersteld indien het plaatsen van een link naar illegale beelden geschiedt met winstoogmerk. Volgens het Hof mag van websites met winstoogmerk worden verwacht dat de nodige verificaties worden verricht om zich ervan te vergewissen dat het betrokken werk op de website waarnaar die links leiden niet illegaal is gepubliceerd (onderzoeksplicht). In dat kader kan dat in praktijk mogelijk problematisch zijn, want het is veelal niet verifieerbaar of een werk met/zonder toestemming is gepubliceerd.

Overigens betreft het oordeel van het Hof linken, maar geldt haar oordeel analoog voor embedden.

Conclusie
Bij onlinegebruik van andermans onlinebeelden dient men aldus de vraag te stellen voor welk publiek toestemming was gegeven. Als beelden met toestemming voor iedereen toegankelijk op internet staan, dan wordt er geen nieuw publiek bereikt en is gebruik toegestaan. Als beelden zonder toestemming zijn geplaatst en men hiervan kennis heeft (of had moeten hebben) dan is het gebruik van de beelden niet toegestaan; van websites met een winstoogmerk wordt verondersteld dat zij wetenschap hebben van het gebrek aan toestemming en is op die wijze linken niet toegestaan. 

Michiel Coops is advocaat ABC Legal te Amsterdam

Plaats als eerste een reactie

Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!

Word lid van Adformatie → Login →
Advertentie