Alternatieve munten schieten als paddestoelen uit de grond, maar wat is nou echt een goed alternatief voor de Euro? En is het een bedreiging of een pré?
In een periode waarin mensen de dubbeltjes moeten omdraaien om ook dit jaar weer gewoon te kunnen eten, zie ik flessen champagne.
Ik was vandaag in het Nederlands Architectuurinstituut. Een prettige werkplek in het hartje van Rotterdam. Ik keek op de menukaart die hip was uit gestanst in de vorm van een huisje. Het dak was dicht bij de rand afgesneden en gescheurd. Tussen de stoere ‘dikke plak brood met kaas’ en de ‘pomodori soep met BLT en smeersels van Venmenno’, stond een gehaktbal.
Waar de in de roemloze jaren 70 geboren lezer misschien de associatie heeft met botte bijlen, afgehakte ledematen, schandalig slechte dialogen en meer bloed naast dan in het lichaam, bedoel ik hier de uit Engeland overgewaaide term bedoeld voor mensen die niet precies, of juist heel goed weten wat ze allemaal kunnen. Tot zo ver ook meteen de langste zin van dit stukje.
“Ik weet niet eens waar ik moet beginnen”, zuchtte ze diep. “Nou”, zeg ik, “Begin maar met de reden waarom je hierheen bent gekomen, ik luister wel”, en ik vouwde langzaam mijn benen over elkaar. “Vertel”