Gebrek aan vakmanschap en uitputtend rendementsdenken nekken opinietitels

De verkoop van Elsevier zegt veel over de markt voor opiniebladen.

Helaas hebben we niet meer de rechten op de originele afbeelding
adformatie

De geruchten over de van Elsevier Weekblad zijn al decennia oud. Strikt genomen past het al heel erg lang niet meer in de strategie van haar moeder Reed Elsevier, of RELX zoals ze nu heet. Eerst was haar rendement een reden om pragmatisch om te gaan met deze strategie en natuurlijk de naam van het blad. Met een oplagedaling van 140.000 ooit naar 80.000 nu zal het rendement onder de benchmark zijn gezakt en emoties zijn met het vertrek van vorige generaties leidinggevenden waarschijnlijk ook verdwenen.

Met de transitie van de traditionele uitgeverij naar een databedrijf is bovendien het vakmanschap verdwenen dat het uitgeven van een dergelijke titel vraagt. Oud-topman Pierre Vinken belde maandag naar “beneden” om een fout in de kruiswoordpuzzel aan de orde te stellen. RvB-lid Paul Vlek kon het blad in de hand wegen en feilloos zeggen hoeveel advertentieomzet er in zat.

De jaren geleden mislukte verkoop van de Nederlandse Reed Elsevier activiteiten (men bood uiteindelijk aan om de overnamesom te lenen, maar zelfs dat mocht niet baten), was nodig om de overname te financieren van een Amerikaans bedrijf dat consumentengegevens verkocht aan verzekeraars om het risicoprofiel van hun verzekerden te kunnen vaststellen. Vast en zeker lucratief maar het is spugen in de koffie van een werkelijke uitgever.

Elsevier was dus al lang niet meer in handen van een uitgeverij, de Nederlandse activiteiten zijn uitgekleed, gestopt of verkocht en het bedrijf heeft geen enkel wezenlijk nieuwe initiatief gebracht in de afgelopen 15 jaar, behalve overigens het misschien geslaagde Juist. Een nieuwe uitgever zou dus in zijn handen moeten wrijven. Een prachtige titel die suboptimaal is uitgegeven en dus een behoorlijk opwaartse latentie zou kunnen hebben.

Relevantie
Maar Elsevier is wat we een opinieblad noemen. Die aanduiding suggereert dat het blad, en haar marktgenoten, ‘opinies’ brengen. Die segmentatie stamt uit een tijd dat opinies en zuilen nog nauw verbonden waren en kranten de voornaamste nieuwsbronnen waren. Die tijd is voorbij. De digitale media bezetten het hoogfrequente nieuwsdomein, de dagbladen schoven op naar de weekfrequentie en opinie en duiding; ze lanceerden bovendien hun eigen magazines.

HP/De Tijd is een wandelende overledene, Vrij Nederland gaat van restyling naar heroriëntatie en laat daarbij grote aantallen abonnees achter. De Groene Amsterdammer is klein maar stevig en heeft als enige een onweerlegbare toevoegende waarde voor haar lezer. Zoals een voormalig uitgever eens zei: ‘De Groene is de bron van het discours voor de bovengemiddeld nieuwsgierige mens, en daarmee onmisbaar.’

Het uiteindelijke probleem van legacy media en legacy mediaproposities is dat ze hun relatieve relevantie zijn kwijtgeraakt en daar geen antwoord op hebben gevonden. Met de enorme toename van het aanbod en veel beter geïnformeerde lezers voegen ze te weinig toe. Als gevolg van het gebrek aan vakmanschap in de sector en uitputtend rendementsdenken hebben ze de ontwikkelingen niet kunnen bijhouden.

De APK van Elsevier is reeds lang verlopen en dan is er nog maar één markt, die van de liefhebber die haar restaureert, daar de middelen voor heeft en die gebruik kan maken van een strategische leverage. Dat moeten dus de kranten zijn en ik mag aannemen dat TMG, NRC Media en De Persgroep hun berekeningen aan het maken zijn. Ik zou mijn geld op alle drie zetten.

Foto: ANP.

Plaats als eerste een reactie

Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!

Word lid van Adformatie → Login →
Advertentie