Reclame werkt; er is genoeg onderzoek dat dat bewijst. Maar niet alle reclame werkt. Als creatieven dat ook geloofden zouden ze niet zo bang zijn voor onderzoek. Ook op marketeers heeft Du Plessis kritiek: zij zijn te lichtgelovig. Ze laten zich van alles wijsmaken door bureaus en vragen niet om bewijzen en cijfers. In zijn boek, dat beschouwd kan worden als de reclame-aanvulling op Giep Franzen’s ‘De mentale wereld van merken’, argumenteert Du Plessis dat ad-liking het allerbelangrijkste criterium is om reclame op te beoordelen. Wie begrijpt hoe het menselijk brein werkt, en dat wordt in het eerste deel van het boek uitgebreid uit de doeken gedaan, begrijpt ook waarom. Simpel gezegd: herinnering is gekoppeld aan emotie; alleen wat emotie oproept (positief of negatief) wordt herinnerd.
‘Creativiteit moet geen doel op zich zijn’, zegt Du Plessis. ‘Het is een vehikel voor communicatie met de consument.’ Ook op een aantal onderzoeksmethoden heeft du Plessis stevige kritiek. Zoals reclame testen in clutter-reels. ‘Je vertelt mensen dat ze naar die reclame moeten kijken. Dat is al onnatuurlijk, daardoor komt het brein al in een andere staat dan wanneer iemand gewoon televisie kijkt. Omdat de situatie niet overeenkomt met de werkelijkheid, heb je in feite niks gemeten.’
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!