Premium

Omgaan met Baudet, een hooligandilemma

Zeg het maar communicatie-experts: stilzwijgen of ingaan op de provocaties?

Thierry Baudet in de rechtbank Amsterdam bij kort geding voor vergelijking coronamaatregelen kabinet met de Holocaust.
ANP Robin van Lonhuijsen

Door Rocco Mooij

U moet deze column als niet geschreven beschouwen. Kunnen we dat afspreken? Na lezing vernietigen is de beste optie.

We moeten ze namelijk niet groter maken dan ze zijn. Niet nog meer woorden aan ze vuil maken. Zeker niet hier, op deze plek. Hier moet het over leuke dingen gaan. Over stoere merken. Over grappige of ontroerende reclamecampagnes. En over creatieve mensen die mooie dingen maken voor sympathieke producten.

Niet over mannen met een vervuild denkhoofd. Mannen die, als in een sombere tekenfilm, louter door hun verschijnen planten laten verschrompelen, aarde laten verdorren, bruisend water brak maken en de kleur uit de lucht halen. Mannen - het zijn nooit vrouwen – die parasiteren op angst, die tegenstellingen vergroten, feiten verzinnen en karikaturen omarmen.

Maar– ik constateer het met tegenzin – die wel duivels goed weten hoe ze aandacht moeten trekken. Daarom vraag ik u om advies. U weet dat. Als reclamemaker, marketeer, communicatieprofessional. U werkt in de aandachtsindustrie. Hoe neutraliseren we ze? Wat stellen we er tegenover? Positivisme? Begrip? Dialoog? Een Sire-campagne?
Ja, waarom is er eigenlijk nog geen Sire-campagne? Geld zat, nu het vuurwerk niet doorgaat.

Het is het hooligandilemma. Ga je in op de provocaties, krijgt de relschopper wat hij wil. Aandacht. Blijft een reactie uit, dan wordt het winkelcentrum toch wel gesloopt.

Even dacht ik een kentering te zien. Alleen de NOS en het ANP besteedden minzame aandacht aan de voetzoeker die de heer Baudet op een regenachtige novemberzondag losliet over joden en ongevaccineerden, over wegkijkers en NSB’ers.
Als het niet te veel eer was, zou je er het woord smakeloos aan verbinden.

De maandag na de voetzoeker bleef het stil. Geen verontwaardigde commentaren, opinieleiders zwegen. Hoera dacht ik. Een blindganger. Die avond sloeg ik veiligheidshalve en struisvogelgewijs de talkshows over.

Drie dagen later sloeg het noodlot alsnog toe in de persoon van de heer Sjoerdsma die zich moreel geroepen voelde om Kamervragen te stellen over de uitspraken van de heer Baudet. Want ja: laat het deugen maar aan D66 over.

Dank heer Sjoerdsma voor dit vat olie op het smeulend vuur, deze baal koren op de molen. Een miezerig ventje dat achter de slippen van de heer Baudet de Tweede Kamer in was geglipt, zag zijn kans, snelde naar de interruptiemicrofoon en sprak met een mond vol gretig speeksel over tribunalen. Opzetje geslaagd. Publiciteit alom. Twee weken lang hielden de tribunalen de aandacht.
Om met Herman Kuiphof te spreken: zijn we er toch weer ingetuind!

Het ventje in kwestie twitterde direct na het debat gespeeld verbaasd dat tribunalen ‘gewoon rechtbanken’ waren, waarmee hij onbedoeld aantoonde dat miezerig en laf vaak goede vrienden zijn.
Als de heer Pepijn van Houwelingen nu zou beweren dat ik hem een miezerig ventje vind, zal ik dat, laf als ik ben, onmiddellijk ontkennen.
Volgens mijn goede vriend M. die vroeger iets hoogs bij D66 was, kon Sjoerdsma niet anders. Want het debat moet gevoerd en dat moet in het Huis van de Democratie. Grote woorden, maar daar had M. een punt.


De vraag is alleen wat je ermee opschiet.
Want ondertussen hoor ik van mijn verblufte zoon dat studenten ‘politieke communicatie’ aan de VU luidkeels colleges verstoren omdat de hoogleraar de term rechtsextremisme bezigt. En dat mag niet. Want, zo schreeuwen de schreeuwers: het zijn volksstrijders.

Waar en wanneer hebben we dit type ideologisch gelul vaker gehoord?
In de Tweede Kamer, inderdaad. Uit de mond van een miezerig ventje dat zich misschien wel marsenzingend een kleine tachtig jaar geleden gewillig naar het Oostfront had laten sturen.
Had hij het lef gehad. Een rolmodel is hij voor de volksstrijders. En de Tweede Kamer is zijn podium.


En zolang er niets verandert, smaak ik het ongenoegen elke ochtend wakker te moeten worden in een Nederland waar ventjes met het historisch besef en het fatsoen van een ui de media-agenda bepalen.
Iedereen mag vinden wat hij vindt. Maar er zijn wel grenzen.

En nu?
Hoe nu verder? Kiezen we voor het Waalse model? Een mediacordon? Gooien we er een hoop aarde of – beter nog - cement overheen en wachten we tot het onkruid door de regen is weggespoeld? In Wallonië lijkt het te werken, zo las ik in mijn linkse, onbetrouwbare ochtendblad. Daar spreken de volksstrijders voor lege zalen en krijgt het fascistische gedachtegoed geen weerklank.


Laat de ventjes dus foeteren op hun eigen kanalen. Dan zetten wij van de onbetrouwbare media de echo uit.
Of heeft u soms een beter idee?

premium

Word lid van Adformatie

Om dit artikel te kunnen lezen, moet je lid zijn van Adformatie. 15.000 vakgenoten gingen jou al voor! Meld je ook aan met een persoonlijk of teamabonnement.

Ja, ik wil een persoonlijk abonnement Ja, ik wil een teamabonnement
Advertentie