Schaf de naam vmbo af, de reputatie is toch niet meer te redden

Het vmbo kampt met een bedenkelijke reputatie. Een herpositionering is nodig. Schaf de naam vmbo af, betoogt Paul Stamsnijder.

Leerlingen van het Sint-Maartenscollege in Maastricht hangen een verscheurde vlag op over het hek van hun school.
ANP, Piroschka van de Wouw

Het vmbo staat te boek als restonderwijs: vooral een school voor andermans kinderen, het zwarte schaap van de onderwijsfamilie. In februari van dit jaar riep onderwijsminister Arie Slob ouders op het vmbo niet meer koste wat het kost te vermijden. En de commotie rond de stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs in Maastricht afgelopen week maakt het beeld niet veel rooskleuriger. Ze heeft de zaken dusdanig slecht op orde, dat het eindexamen van 354 leerlingen ongeldig is verklaard. Niet voor niets wordt gesproken over een crisis in het middelbaar onderwijs: 'vmbo' wordt gezien als een belastend stempel.

60% beroepsbevolking volgde vmbo

Zestig procent van de huidige actieve beroepsbevolking heeft ooit onderwijs gevolgd op het vmbo of een van diens voorlopers. De prestaties van het vmbo worden overwegend goed gewaardeerd, niet in de laatste plaats door de onderwijsinspectie. Het vmbo is de rode loper naar werk. De opleidingen techniek bieden de grootste kansen op de arbeidsmarkt, maar tragisch genoeg lopen de kwaliteit en de beeldvorming niet in de pas: de leerroutes voor kantoorbanen zijn het populairst. En dat tekent hoe wij in onze prestatiemaatschappij denken over leren. Theorie gaat boven praktijk, kennis boven vakmanschap, hoger boven lager onderwijs. Zo leggen ouders veel druk om hun kinderen naar een hoog schoolniveau te sturen, waarmee ze ongewild bijdragen aan de onzekerheid van dan aan de ontwikkeling van hun kind.

Afzakken naar vmbo

De beeldvorming rond het vmbo wordt getekend door het 'watervalprincipe'. Ouders, leerkrachten en leerlingen maken nog altijd het onderscheid tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ richtingen, en spreken consequent over 'afzakken': eerst een wetenschappelijke richting proberen of het hbo en pas als het daar niet lukt, kan je nog altijd afzakken naar een technische richting of uiteindelijk het beroepsonderwijs. Vooral hoogopgeleide, blanke ouders in de grote steden menen dat hun kind faalt als het kader wordt aangeraden: dat zou een smeltkroes zijn van iedereen die niet kan leren, de laagste trede van de onderwijsladder. Veel vmbo-leerlingen krijgen zo de indruk dat ze dom zijn, met als gevolg dat de neerwaartse spiraal in stand blijft.

Diffuse positionering

Het vmbo werd ooit bedacht vanachter de tekentafel. Vóór de invoering werd Nederland internationaal geprezen om de hoge mate van gelijke kansen in het onderwijs. Inmiddels blijkt niet langer intelligentie, maar sociale achtergrond de meest bepalende factor voor succes in het onderwijs.

Vmbo-scholen zijn multidisciplinair ingericht: anders dan bij havo's en vwo's is maatwerk het doel, met een combinatie van praktijk en theorie. Er zijn grote scholen waar alle leerwegen gevolgd kunnen worden, en kleine voor één of enkele niveaus. Er zijn ook scholen waar alleen vmbo-tl (mavo) wordt aangeboden naast havo en vwo. Bovendien zijn er maar liefst vier ‘leerwegen’, van heel praktisch tot vooral gericht op kennis. Er is de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-bl of vmbo-basis), de kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-kl of vmbo-kader), de gemengde leerweg (vmbo-gl) en de theoretische leerweg (vmbo-tl oftewel mavo). De positionering van het vmbo is daarmee diffuus. De identiteit is minder duidelijk dan bij havo, vwo of gymnasium. Je weet niet wat je krijgt.

Wangedrocht

Hoe divers de opleidingen binnen het vmbo ook zijn, de leerlingen gaan allemaal gebukt onder het stigma van een negatieve selectie: ze konden niet naar de havo of het vwo. Met de wijsheid van nu beschouwd, is de samenvoeging van het lagere beroepsonderwijs (vbo) en mavo niet wijs geweest. Als je verschillende schooltypen samenvoegt met daarbij ook nog probleemleerlingen, zullen deze laatsten het beeld bepalen. Het hele mbo wordt nu vergeleken met het laagste niveau, waar kwetsbare jongeren met beperkingen zitten die extra begeleiding nodig hebben: taal- en leerachterstanden of gedragsproblemen. Zo’n schooltype komt doorlopend negatief in de aandacht, en dat heeft iedereen kunnen zien. Dit is niet alleen voer voor commerciële bijlesinstanties, maar versterkt ook de beleefde ongelijkheid in de samenleving. Het is tragisch dat een behoorlijk functionerend schoolsysteem destijds is ingeruild voor dit wangedrocht.

Radicale breuk nodig

Er zijn keuzes nodig om het vmbo een duidelijker positionering te geven. Noem scholen die vmbo-onderwijs geven weer gewoon mavo en lts of 'vakmanschapsscholen' en benadruk het eigen karakter van de verschillende opleidingen. De oude namen zijn herkenbaarder dan het diffuse 'vmbo'. En: schaf de naam ‘vmbo’ af. Alleen een radicale breuk met het stigma kan er immers voor zorgen dat er aan het eind van de basisschool niet alleen winnaars en verliezers zijn, maar dat alle leerlingen een vervolgopleiding kiezen die aansluit bij hun talent en mogelijkheden.

Als niet wordt gekozen voor een betere positionering, zal het middelbaar beroepsonderwijs nooit een beter aanzien krijgen.

Zestig procent van de huidige actieve beroepsbevolking heeft ooit onderwijs gevolgd op het vmbo.
ps

Reacties:

Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!

Word lid van Adformatie → Login →
Herman Radstake
beste Paul,
hier ligt een interessante uitdaging voor een reputatiemanager. Maar volgens mij is het afschaffen van de naam 'vmbo' met herstel van de schoolnamen van 'vroeger' een nostalgische sprong achteruit die niet gaat helpen.
Ik was zijdelings betrokken bij de invoering van het vmbo, omdat ik werk deed voor een van de invoeringsorganisaties. Behalve een bezuinigingsdoelstelling - aanleiding voor elke reorganisatie van het onderwijs - herinner ik mij dat een van de nu vergeten, maar belangrijkste argumenten van verantwoordelijk staatssecretaris Netelenbos (PvdA) juist een reputatie-argument was. Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) (en zijn voorganger het lager beroepsonderwijs - lbo - en daarvoor de ambachtsschool enz.) hadden in hun tijd maatschappelijk en politiek een even slecht imago als het vmbo nu. Destijds heette lbo/vbo ook al vaak 'het afvoerputje van het onderwijs'. De mavo had een veel beter imago.
Netelenbos/PvdA hadden - denk ik - het beste voor met de leerlingen, die hun leven lang last hadden van het stigma 'lager (voorbereidend) beroepsonderwijs'. Het argument van Netelenbos was dat door het samenvoegen van mavo en vbo onder de nieuwe naam vmbo het positieve imago van de mavo zou gaan afstralen op het vbo en het stigma zou verdwijnen. Achteraf - maar ook toen vonden veel onderwijsmensen dat al - was dat natuurlijk een naïeve gedachte. Zoals je signaleert: de probleemgevallen bepalen het beeld. Waarmee je overigens suggereert dat vooral vmbo-leerlingen de beeldbepalende probleemgevallen zijn. Daarmee bevestig je het beeld van het afvoerputje. En het stigma van deze leerlingen.
Ik zie vmbo (k, b en lwoo) vooral als opleidingen waar kinderen met een grote diversiteit aan beperkingen door docenten met grote betrokkenheid, aandacht en zorg zo goed mogelijk worden voorbereid op zich staande houden in onze maatschappij, die eigenlijk te ingewikkeld en te veeleisend is voor deze toekomstige volwassenen. En ja, uit de aard van de beperkingen vloeit voort dat zij zich soms problematisch gedragen. De pedagogische en ontwikkelingspsychologische details voeren nu te ver, maar verdienen aandacht en de docenten bewondering.
Het probleem is nmbm (naar mijn bescheiden mening) dat alle systemen, bestellen en organisaties een laagste niveau hebben en dat het een onuitroeibare gewoonte van samenlevingen, culturen en groepen mensen lijkt te zijn om daarop neer te kijken. Dat niveau dient te worden vermeden; zoals je schrijft hebben we daar allerlei redenen voor en angsten over. Ouders lijken zich te schamen als een kind naar het als laagst gewaardeerde schoolniveau moet. Al zullen de meeste ouders zeggen dat ze zich zorgen maken over de toekomst van hun kind.

Nu ik dit schrijf, komt bij mij de gedachte op dat we bij alles weten wat er beter en slechter is, hoger en lager scoort, meer of minder wordt gewaardeerd. Dit vormt zelfs de bestaansgrond van reputatie-management. Bijna iedereen vreest een slechte reputatie want vaak is dat persoonlijk en commercieel dodelijk voor je omzet, je loopbaan, je maatschappelijke waardering, kortom: je bestaan. Een lage opleiding draagt bij aan een slechte reputatie. En een lager dan gemiddeld salaris, niet te vergeten.
Met dit hiërarchisch denkkader is er onvermijdelijk per definitie altijd een 'laagste' positie aan te wijzen. In het onderwijs is dat sinds jaar en dag het beroepsonderwijs. Hoe er ook tegenwoordig gedweept wordt met de kwaliteiten van de ambachtsschool, ook het ambachtsonderwijs gold als laagste en genoot minder maatschappelijke waardering dan de toenmalige mulo, hbs of gymnasium. Idem gold dat daarna voor het lbo (lts, leao, lhno), voor het vbo en nu voor het vmbo. Sinds de wederopbouw streven alle ouders naar een hogere opleiding voor hun kind dan zijzelf hebben gehad, liefst een witteboorden-(lees: avo-)opleiding en daarbinnen natuurlijk ook weer naar het hoogste in de hiërarchie: het gymnasium. Idem in het hoger onderwijs.

Een nuancering over de houders van het negatieve beeld over het beroepsonderwijs vind ik relevant. Sinds het onderwijs na de Tweede Wereldoorlog - maar een langere geschiedenis is denkbaar - is onderscheiden in een 'avo'-richting en een 'beroeps'-richting, volgt zo'n 60% van de scholieren de beroepsrichting. Met als gevolg dat grofweg 60% van de beroepsbevolking ook zo'n opleiding heeft (bron: CBS). Naar mijn indruk zijn mensen met een beroepsopleiding doorgaans heel trots op hun vak, hun vakbekwaamheid en hun producten. Dus bij de beroepsopgeleiden zelf heeft het beroepsonderwijs niet zo'n slecht imago. Het Maastrichtse diploma-incident laat ik buiten beschouwing, want dat heeft niets met vmbo te maken, maar met falend schoolmanagement. Het had op elk schooltype kunnen gebeuren.

Wie heeft dan wel zo'n negatief beeld van (v)mbo? Dat moet dan wel het deel van de bevolking zijn dat zelf geen beroepsopleiding heeft gevolgd: de 40% avo-opgeleiden. En hun opvatting is overheersend en hardnekkig. Google op “afvoerputje onderwijs”, en je vindt zowel een door de jaren aanhoudend negatief beeld over het (v)mbo, als artikelen - al dan niet gereputatiemanaged - over het belang en de kwaliteiten van het beroepsonderwijs. Het effect ervan in de media blijft mager. En daarmee in onze collectieve waardering. Wat de angst van ouders voor het vmbo-advies in stand houdt. Avo-opgeleide ouders, wel te verstaan.

De uitdaging voor het reputatiemanagement van het vmbo is niet er een andere - oude vertrouwde of spiksplinternieuwe - naam aan te geven. De uitdaging is om ons collectief avo-denkkader in hoger en lager en de bijbehorende (ook financiële) waardering een beetje bij te managen. Het onlangs in politiek Den Haag voorgestelde 'praktisch opgeleiden' gaat dat niet teweegbrengen.

Mocht je deze uitdaging willen oppakken, dan zul je zien dat er best veel argumenten zijn waarmee je de reputatie van het (v)mbo kunt opvijzelen. Overbekend veronderstel ik de al jaren aanhoudende tekorten aan (beroeps-)opgeleiden in de techniek en de zorg, met evenredige baankansen. Mij spreekt erg aan dat ongeveer alles waar we bijna dagelijks gebruik van maken, - gebouwen en hun aankleding, water-, elektrische en aircoleidingen, riolen, wegen, producten en etalages in winkels, boekhoudingen, vergaderfaciliteiten, assistentie in de zorg, ouderenverzorging, publieke groenvoorziening, telefoonaansluitingen, routers, transportmiddelen, beveiliging, theaterdecors, afval - door beroepsopgeleiden is geplaatst, gebouwd, verzorgd en geregeld. Dat we het vanzelfsprekend vinden, hoeft ons niet te weerhouden de makers hiervoor te waarderen. Ook financieel.
Hoezo is een avo-opleiding zo veel gewenster dan een beroepsopleiding? De onbalans tussen werk dat gedaan moet worden en mensen die dat kunnen doen, is aan het groeien. Een belangrijke oorzaak is de jarenlange maatschappelijke opstuwing naar avo en hoger. Merkte ook Pieter Derks op in zijn column over de kenniseconomie (https://www.youtube.com/watch?v=330xnoXWBc4) op Radio 1 (1 juni 2017).
Mij lijken het gegevens waar een reputatie-manager gebak van moet kunnen maken. Succes!
Lees meer Lees minder
**Bold** _italic_
Uw emailadres wordt uitsluitend gebruikt om mogelijk contact met u op te nemen naar aanleiding van uw bericht en is alleen zichtbaar voor de redactie.
Advertentie