Boodschap & boodschapper

Sinds de slag bij Thermopylae - om precies te zijn: 480 voor Christus - loopt de boodschapper van slecht nieuws het meer dan gewone risico te worden omgebracht. Dat gevaar bedreigt de moderne boodschappenjongens, de journalistiek, al vroegs af aan. Maar vergis ik me of begint journalisten bashing de laatste tijd een heuse trend te worden?

Helaas hebben we niet meer de rechten op de originele afbeelding
adformatie

Een kleine greep. De nieuwbakken partijvoorzitter van de PvdA, Van Hulten, pakt uit tegen de ‘onzorgvuldige’ parlementaire journalistiek, de minister-president in spe Wouter Bos maakt een einde aan het onbevangen praten met journalisten, voor de campagneleider van Rita Verdonk zijn journalisten ‘de vijand van mijn klant’, president George Bush ziet zich, grommend, gedwongen ‘onder druk van het White House Press Corps’ zich te ontdoen van zijn woordvoerder. het gemeentebestuur van Amsterdam - het is maar een willekeurig voorbeeld - zoekt een communicatiemensen die de media beter (‘effectief’) kunnen ‘managen’ en een ingezonden briefschrijver in NRC Handelsblad pakt uit tegen de ‘sensatielust’ van de journalistiek.

Het is het topje van de ijsberg, vrees ik.

Binnen politiek, bestuur, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld gonst het van verhalen over hoe-onbetrouwbaar-de-krant-toch-wel-is, hoe ‘ze’ alles in ongunstig daglicht zetten, hoe de leugen regeert. Je kunt bijna geen minister, geen kamerlid, geen CEO, geen burgemeester tegen het lijf lopen of hij begint er over. En ook binnen communicatie lijkt het bon ton om af te geven op de journalistiek.

Dat ergert me, het ergert me gruwelijk.

Ja, ik ben oud-journalist. Juist omdat ik te lang in de journalistiek heb gewerkt ken ik, denk ik, de feilen en zwakten goed, misschien wel te goed. En ik heb ook te lang aan de andere kant van de streep gewerkt om geen weet te hebben van de vaak grote, ernstige journalistieke slordigheden, missers en uitglijders. Hoe vaak gaan journalisten er niet met het ‘verhaal’ vandoor? Hoe dikwijls scheppen kranten, radio en televisie niet alleen hun eigen werkelijkheid?

Het is, helaas, allemaal waar.

Ik ben er niet op uit om de media heilig te verklaren. Maar ik vraag iets meer begrip voor de moeilijke omstandigheden waaronder journalisten hun werk moeten doen. En echt niet alleen in oorlogsomstandigheden.

Laten we eerlijk zijn: politiek, bestuur en bedrijfsleven maken het de journalistiek niet echt gemakkelijk. We - ja, wij - willen vaak een veel te grote greep op wat er in de krant komt. Dat ‘media management’ doen we soms - soms of iets vaker? - met zo veel, laten we zeggen, onhandigheid, aplomb of arrogantie dat zo’n ‘press opportunity’ als een granaat in het eigen gezicht ontploft. Hoe vaak wordt niet gedacht dat we de ‘pers’ aan een touwtje hebben? Hoe dikwijls blijkt dat ‘aardige verhaal’ tijdens een interview of persconferentie niet dieper dan een bierplas?

Minstens zo vaak komt het voor dat we - ja, wij - niet goed weten wat we te melden hebben. Wat de boodschap eigenlijk is. Wat we willen zeggen. Je zult ze de kost geven: bewindslieden, bestuurders en directeuren die op z’n best een vaag idee hebben, er gezellig op los praten en ’s avonds voor het journaal of ’s morgens aan het ontbijt met de krant in de hand met een harde klap tegen hun eigen uitspraken aanlopen. Wat? Nee, dat kàn ik niet gezegd hebben…

Ik heb geen behoefte om de slag bij Thermopylae over te doen, maar misschien moeten we iets doen aan de reflex om de boodschapper van het slechte nieuws te onthoofden.

Plaats als eerste een reactie

Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!

Word lid van Adformatie → Login →
Advertentie