Reclame is net een tank: je ziet het al mijlen van tevoren aankomen en je weet allang wat de bedoeling is, ook al heeft hij nog geen kik gegeven. Vind ik toch jammer.
En net toen ik dacht: ik hou op met die column, ik hou op met schrijven, ik hou overal mee op, want er reageert toch niemand, kreeg ik een reactie. Het was iemand die niet gewonnen had in de categorie waarvoor ik in de jury had gezeten.
Ik had moeten weten dat ik een kritische grens overschreed toen ik onwillekeurig een gebed om duurzaamheid over mijn lippen hoorde rollen.
Even serieus. Ik geloof nog wel in de 30-secondencommercial, maar ik geloof niet meer in het uitgangspunt van de 30-secondencommercial.
Daar sta je dan, lief neefje. Tja we zijn een paar weken verder en daar sta je dan met je goeie gedrag. Iedereen is weg. Iedereen is spelen. Iedereen heeft verkering. En jij staat daar in je eentje. Met lege handen.
Mooi hè, dat internet, toch? Potver, mooi spul. Afgezien van dat ene dingetje dan. Maar als fenomeen, als medium, als tussendeur tussen de mensen en de mensen; poootver, mooi spul. Had je dat gedacht? Zeg eerlijk, had jij dat gedacht, begin jaren negentig?
De nacht is helder koud in Bethlehem. En hoewel ik absoluut geen last heb van de crisis (het is alleen maar leuker zo), zit ik puur toevallig met mijn zwavelstokjes te spelen.
Mijn slager, toevallig voorzitter van de winkeliersvereniging, zei tegen mij - ik had net een pond gehakt half-om-half aangepakt: Meneer, ik vraag dit niet aan iedereen, maar mag ik weten voor hoeveel personen het is?
Whenever people talk about the future of advertising it’s like - O, ad-vertising will be dead in five years and we’ll all be doing this other thing. And nobody knows what it is. (Mark Waites, Mother)