Diergaarde Blijdorp heeft eind 2023 een radicale koerswijziging ingezet. Het wil impact maken buiten de dierentuin en zet vol in op natuurherstel en soortbehoud. Een gesprek met Carolien Ottjes, eindverantwoordelijk voor communicatie en marketing.
Als alles goed gaat verandert er niets. ‘Er moet een soort pijn zijn, een urgentie om in beweging te komen’, zegt Carolien Ottjes, bij Diergaarde Blijdorp verantwoordelijk voor communicatie, marketing en strategische partnerschappen.
Ze pakt haar telefoon erbij en zoekt naar een bericht. ‘Hier, Banksy. Hij heeft de afgelopen week in Londen een aantal afbeeldingen gemaakt van dieren, de laatste op de rolluiken van London Zoo. Je ziet er een gorilla die een zeeleeuw en verschillende vogels bevrijdt. Zijn tekeningen zijn nooit zonder betekenis, deze stelt de rol van dierentuinen ter discussie. Moeten we dieren wel opsluiten om ze tentoon te stellen?’
Deze vraag raakt de essentie van de verandering die Diergaarde Blijdorp doormaakt. Het vormt zich om van een dierentuin waar mensen naar dieren in gevangenschap kunnen kijken tot een natuurherstelorganisatie. Dit is een radicale omslag, want de belangrijkste doelen liggen niet in de dierentuin zelf, maar over de wereld heen verspreid.
Dat ‘Blijdorp’ deze ‘grote broek’ aantrekt is niet onlogisch volgens Ottjes. Het heeft zijn basis in de internationale afspraak dat dierentuinen zorgen voor gezonde reservepopulatie van de dieren. Daarvoor werken zij mondiaal samen.
Elke diersoort heeft in een van de dierentuinen wereldwijd een zogenoemde stamboekhouder, een expert die er onder meer voor zorgt dat het DNA in kaart is gebracht van een soort en dat de juiste dieren worden gekoppeld aan de hand van het DNA. Die deskundige heeft ook contact met het land waar het dier vandaan komt om te kijken of er behoefte is aan de reservepopulatie en er zo nodig een fokprogramma moet worden gestart.
Stamboeken en de kroeskoppelikaan
‘Wij beheren inmiddels negen van die stamboeken en zijn een koploper op dit gebied’, zegt Ottjes. ‘We hebben onder meer de Aziatische olifanten, de rode panda’s, de Aziatische leeuwen, maar ook de kroeskoppelikaan, een vogel die tot de vijftiende eeuw nog in Nederland leefde. Vanuit die positie hebben we in ons masterplan gezegd: we richten ons op tien unieke dier- en plantsoorten, en concentreren ons op het soortbehoud en natuurherstel.’
Dat gaat veel verder dan bekommernis om de soort alleen. In het wild uitgestorven en bedreigde diersoorten kunnen alleen terugkeren in de natuur als de leefgebieden behouden blijven of hersteld worden. Ottjes: ‘Die tien soorten kan je zien als een paraplu. Dus als we de olifanten redden, redden we eigenlijk ook al die dieren die in dat gebied wonen. Zo'n hele leefomgeving gaat mee in de verandering.’
Dat is niet denkbeeldig, want Blijdorp heeft zijn inspanningen al voor een deel verlegd naar de leefgebieden van bedreigde diersoorten. Zo is er een zogenoemde Caribische hub op de Nederlandse Antillen waar samen met lokale gemeenschappen, vissers en internationale organisaties, onderzoek wordt gedaan naar de voortplanting van vissen in het koraalrif.
Ottjes: ‘Dat is echt fantastisch. Sander van Lopik ontwikkelde hier in het Oceanium een methode om visseneitjes te vangen, te kweken en weer uit te zetten bij het koraal. Hij is daar naartoe gegaan en het blijkt daar gegaan om te pionieren en het blijkt perfect te werken. Ook leren we cruciale informatie over hoe we deze rifvissen kunnen beschermen. We ontdekken de voortplanting en de eitjes van vissoorten die nog nooit eerder zijn gezien. Dat is echt wereldnieuws.’
In Oost-Nepal heeft de Diergaarde inmiddels dertig hectare land aangekocht en op de berghellingen zijn er inmiddels 110.000 bomen geplant van de beoogde 1 miljoen om het leefgebied van de rode panda te versterken. Intussen draait de Diergaarde in Nederland gewoon door en moet bezoekers blijven trekken.
Ottjes: ‘Ja, uiteindelijk wel. De eisen die aan dierentuinen worden gesteld veranderen voortdurend en worden steeds strenger, bijvoorbeeld voor de oppervlakte van verblijven en verrijking van de leefomgeving. Dat is natuurlijk hartstikke goed, want het dierenwelzijn staat bovenaan. We hebben niet onbeperkt de ruimte en hebben op basis van ons masterplan een besluit genomen over de gorilla's; daar gaan we niet meer mee verder. Ze worden langzaam verhuisd naar andere dierentuinen.’
‘Uiteraard is er op zo’n besluit kritiek. Van verschillende kanten. De bezoeker die zegt: ‘Ja, maar dit is mijn lievelingsdier, ik zeg mijn abonnement op’. Of een bedrijf dat besluit: ‘Als er geen gorilla’s meer zitten, ga ik niet meer sponsoren’. Verandering levert altijd weerstand op.’
‘Dat klopt. We moeten mensen duidelijk maken wat ons grotere verhaal is. Dat is: waar je van houdt, dat wil je beschermen. Daarom zijn we hier op aard. En vervolgens communiceren we vanuit dat grotere verhaal. Dus waar we voorheen vooral boodschappen hadden als: ‘De flamingo's hebben een ei, kom kijken’, laten we nu weten dat onze rode panda’s bijdragen aan een reservepopulatie die wordt uitgezet in Nepal. Dat is een heel groot verschil. Doordat we kiezen en focus aanbrengen kunnen we ons veel beter onderscheiden. We doen dit als één van de eerste dierentuin in de wereld en lopen we écht voorop. We kunnen communiceren uit kracht omdat er hier al zo lang veel kennis is over de diersoorten, waar we nu exclusief onderzoek aan toevoegen.’
‘Nou, om bij de rode panda’s te blijven. Het is niet zo dat we nu als dierentuin onder vuur liggen en ineens met dit verhaal komen. Er lopen hier al sinds de jaren zeventig onderzoeken, waarin we onder meer een trackingssysteem via halsbanden testen. Uiteindelijk worden de panda’s door een samenwerking met het Nepalese Red Panda Network en de Indiase Darjeeling Zoo, in een soft-release site ondergebracht. Een groot maar nog wel omheind gebied, waar ze zelf voor hun eten moeten zorgen. De panda’s worden gevolgd en we leren hoe ze zich daar gedragen. De volgende generatie die daar wordt geboren, wordt in het wild uitgezet. Het is zelfs zo dat rode panda’s die hier zijn geboren, jongen hebben gekregen die in het wild leven. We kunnen onze bezoekers meenemen in zo’n bijzonder verhaal dat onlosmakelijk met ons is verbonden.’
‘Inderdaad, we vertellen ook hoe het aapje leeft, wat zijn leefomgeving is en of die wordt bedreigd, en dat allemaal met het handelingsperspectief dat je thuis nog kan bijdragen. De customer journey wordt veel uitgebreider en we verrijken die met een digitaal aanbod. De website en app zijn aangepast en we rollen straks ook een loyaliteitsprogramma uit. Er zijn plannen genoeg, maar die brengen we gefaseerd. We willen de dierentuinbezoeker niet in één keer overrompelen. Die moet ook wennen.’
‘Dat is natuurlijk wel iets waar we op letten. We hebben anderhalf miljoen bezoekers per jaar, dat zijn heel veel mensen. Die mensen willen een mooie dag beleven, dat is in essentie wel waarvoor ze hier zijn. Dat monitoren we nauwlettend. We hebben zowel merkmetingen als bezoekersmetingen als enquêtes. We willen echt weten of we het goed doen, zodat we zo nodig kunnen bijsturen.’
‘Ja, er is wel een dipje bij het aantal bezoekers van de abonnementhouders, maar alles bij elkaar zijn de bezoekcijfers stabiel gebleven. Ik had graag een plus gezien, maar we hebben last gehad van het regenachtige voorjaar. Als we naar het sentiment kijken, zien we dat mensen het hier prettig vinden en het educatieve deel waarderen. Wat je ziet in de maatschappij is dat mensen vaker kiezen voor iets wat ook bijdraagt aan hun leven. Dus puur alleen een dierentuin bezoeken en naar een olifant kijken is soms niet meer voldoende. Een deel van de bezoekers wil ook echt de kinderen kunnen uitleggen hoe die olifant leeft.’
‘Ja, ook daar zijn de reacties. Er hebben al meerdere partijen bij ons aangeklopt sinds we de koerswijziging hebben aangekondigd. Vooral de impact die we maken buiten de dierentuin spreekt bedrijven met een maatschappelijke opdracht heel erg aan. Die zijn heel blij dat we dit soort projecten hebben. Dat is een belangrijke steun voor ons, want we zijn deze weg nog maar relatief kort ingeslagen. We hebben partners nodig die met ons meegaan.’